Hoofdstuk 1 – Hoofdstuk 2 – Hoofdstuk 3 – Hoofdstuk 4 – Hoofdstuk 5 – Hoofdstuk 6 – Hoofdstuk 7
“Van watersnood tot crisis”
1916 – 1932
1. De vooruitziende blik van Piet Sombroek…
Op verzoek van raadslid Piet Sombroek, alias Piet ‘Van Casper’ was f.100,- op de rekening ‘onvoorzien’ gezet, waarop het Volendams Fanfare later eventueel alsnog een beroep op zou kunnen doen.
Het reserveren van deze f.100,- bleek later een wijs besluit, want Volendam ‘zonder’ fanfarekorps was ook in 1917 al een ondenkbare gedachte. Snel na de watersnood kwam het korps weer tot leven en volgens de overleveringen gaat daarover het volgende verhaal.
2. Japie Stroek laat Korps optreden voor geliefde…
Een zekere Japie Stroek, vrijgezel en commandant van de plaatselijke burgerwacht, wilde één van de Volendamse schonen ter gelegenheid van haar verjaardag een muzikale hulde als cadeau presenteren. Aangezien het Volendams Fanfare nog ter zielen lag, liet hij een korps van buiten het dorp komen om de serenade te laten verzorgen. Zozeer bleek het dorp onder de indruk van de blijde muzikale klanken, dat acties werden gestart om gelden te verzamelen voor de aanschaf van een nieuw instrumentarium. En dat duurde niet lang.
3. Het Korps herrijst onder een nieuwe naam…
De toenmalige Burgerwacht, waarin Japie Stroek zoals gezegd de post van commandant bekleedde, was in vele plaatsen van ons land opgericht na de revolutionaire acties van Pieter Jelles Troelstra om het wettig gezag te handhaven en te ondersteunen. In deze Burgerwacht zaten ook enkele voormalige muzikanten van het ter zielen gegane fanfarekorps. Samen met deze nog enthousiaste groep probeerde Japie Stroek een nieuwe start te maken, beginnend als onderdeel van de Burgerwacht.
Geleidelijk aan groeide de groep in aantal en inzet en toen na een aantal jaren weer gesproken kon worden van ‘optimaal draaien’, maakte men zich los van de Burgerwacht en koos voor nieuwe zelfstandigheid onder de naam ‘Volendams Fanfarekorps Wilhelmina’. Dit was op 17 juli 1919; men telde ongeveer dertig leden en Crelis Steur werd wederom bereid gevonden als dirigent op te treden.
Het bestuur bestond, althans voor zover wij dat nog konden achterhalen, uit de heren Japie Buijs, Jentje Buijs, Pauw de Boer en Greuter. Jentje Buijs werd bereid gevonden de opleiding van de nieuwbakken musici ter hand te nemen en dat deed hij met groot geduld en volle overgave. Op een wijze, die alleen hem op het lijf geschreven was, bracht hij zijn pupillen de noodzakelijke kennis bij van muzieksoorten en notenbalken.
Na een forse periode van intensieve voorbereiding besloot men in 1922 weer eens aan een concours deel te nemen. Men was er aan toe. De reis werd gemaakt naar De Bilt, alwaar het muzikaal gebeuren plaats vond en tot ieders verbazing en grote trots werd een eervolle prijs behaald in de 3e afdeling.
Nu was natuurlijk het hek van de dam en werd er geen concours meer overgeslagen. In 1923 te Soest, in 1924 in Alkmaar, in 1925 te Baarn en in 1926 te Weesp. En meestal kwam men thuis met een 1e prijs, alsook met de nodige promoties naar hogere afdelingen. Uiteindelijk werd de afdeling ‘Uitmuntendheid’ bereikt.
4. De Fancy Fair van 1929
Het uitkomen op concoursen in een hogere afdeling vereiste ook een beter instrumentarium en daarom besloot men om in 1929 een grote Fancy Fair te houden in de Jozef (de lokale feestzaal), om de benodigde gelden bijeen te krijgen voor de aanschaf van zo’n vijfentwintig toeters. De Fancy Fair liep als een trein en bracht voldoende geld op voor een compleet nieuw instrumentarium. Met nieuwe toeters werd het deelnemen aan concoursen nu met recht een feest.
5. Slechts Eerste prijs voor Wilhelmina
In 1930 ging men vol goede moed naar Monnickendam. Natuurlijk zou men daar met de nieuwe instrumenten hoge punten in de wacht slepen, daar werd door niemand aan getwijfeld. Maar dat viel bitter tegen. Het aantal van 288 punten, dat nodig was voor een eerste prijs, werd niet behaald en dus… was men het totaal oneens met het oordeel van de jury.
Evenwel, ook de organisatoren van het concours zélf vonden, dat Wilhelmina te weinig punten had gekregen en eisten dat de jury het puntenaantal zou verhogen tot boven de 1e prijsgrens van 288. Daartoe bleek de jury geenszins bereid, zodat een precedent was geboren. De Monnickendammers zochten en vonden al gauw een uitweg uit de problemen. Zij stelden eenvoudig de grens voor een 1e prijs op 268 punten en zo kwam Volendam deze dag toch niet met legen handen thuis. In 1931 (of was het al 1932) behaalde het korps in Haarlem wel een ‘echte’ 1e prijs met een hoog aantal punten.
Het deelnemen aan concoursen werd een vast onderdeel voor het Fanfarekorps, maar daarnaast waren er vele andere hoogtepunten. Zo waren er de vele optredens bij de toen nog veelvuldige Priesterfeesten, de Koninginnedagen en de jaarlijkse uitvoeringen in de Jozef, waarbij dan soms zelfs door korpsleden komische toneelstukjes werden opgevoerd.
6. Applaus voor de tegenpartij
Er kwamen ook uitnodigingen van buiten Volendam. Zo vroeg men het korps op te treden bij het Eucharistisch Congres in de hoofdstad en kort daarna mochten onze muzikanten het publiek vermaken in het Amsterdamse Olympisch Stadion, tijdens een interland wedstrijd. En daarbij vond de volgende komische gebeurtenis plaats.
Tijdens de wedstrijd had men de korpsleden een plek aangewezen achter het doel van de tegenpartij. Vol spanning volgde men het op en neer golven van de aanvallen en vooral wanneer de strijd zich afspeelde voor het doel waarachter onze mannen met hun toeters verscholen zaten, werd intens genoten op korte afstand.
Hoe lang het al duurde, dat wist niemand. Toen werd een snijdend hard schot in de richting van het doel afgevuurd, de keeper miste en het net bolde op voor de ogen van onze blazers. Als één man sprongen het hele zooitje overeind in een wild applaus, maar spoedig bleek hoe zeer zij zich vergisten. De tegenpartij had gescoord en het korps uit Volendam haalde zich de woede op de hals van de Nederlandse supporters. Maar.. er gebeurde nog meer.
7. Vaandeldrager Kieft liep door…
Tijdens de rust maakte het korps een muzikale rondgang langs de tribunes. Afgesproken was, dat er twee rondjes zouden worden gemaakt, daarna zou men door de uitgang afmarcheren. Vaandeldrager Kieft werd echter in zijn uitzicht zeer beperkt door het lijvige vaandel dat hij mee torste en zo kon het gebeuren, dat hij de uitgang voorbij liep. Het publiek kon de vergissing zeker waarderen en beloonde de vaandeldrager onder grote hilariteit met een staande ovatie.
Pas na nog enkele tientallen meters met trotse stappen te hebben afgelegd, merkte Kieft, dat het korps hem niet van plan was te volgen en aangezien hij ook weinig voelde voor een éénmansoptreden, vluchtte hij achter zijn collega’s de uitgang door.
8. Het Korps in een crisis
Door deze en nog vele andere gebeurtenissen was het lidmaatschap van het fanfarekorps een prettige ontspanning voor iedereen, die hield van muziek en gezelligheid. Natuurlijk moest er wel veel worden gerepeteerd om behoorlijk muziek te kunnen maken, maar de repetities waren voor de meeste leden een aangename onderbreking van de lange werkweek.
Toch kwamen er zo rond 1932 wat problemen om de hoek kijken. De gang ging er wat je noemt toch een beetje uit, hetgeen zich nog het meest uitte in het minder geregeld bezoeken van de repetitieavonden. En dat is voor een korps altijd het begin van het einde.
Er waren repetities, waarbij de helft van de leden verstek liet gaan. Ook bij de dirigent begon het heilige vuur wat te doven. Kortom, het einde kwam duidelijk in zicht. Toen tenslotte een aantal leden bedankte voor verder lidmaatschap, was er van het eens zo bloeiende fanfarekorps weinig meer over.
Na lang beraad werd besloten de zaak tijdelijk stil te leggen en te wachten tot er weer meer interesse voor het korps zou ontstaan. Net als in 1916 ging het korps, nu voor de tweede maal, jammerlijk ter ziele.
Hoofdstuk 1 – Hoofdstuk 2 – Hoofdstuk 3 – Hoofdstuk 4 – Hoofdstuk 5 – Hoofdstuk 6 – Hoofdstuk 7