Hoofdstuk 5

Hoofdstuk 1Hoofdstuk 2Hoofdstuk 3Hoofdstuk 4 – Hoofdstuk 5 – Hoofdstuk 6Hoofdstuk 7

“Van 50- tot 60-jarig bestaan”

1969 – 1979

1. Het Vijftigjarig bestaan

In 1969 vierde het fanfare Wilhelmina haar 50-jarig bestaan. Dit werd herdacht met het organiseren van het jaarlijkse Bondsconcours, waaraan werd deelgenomen door ongeveer twintig muziekkorpsen. Plaats van samenkomst was een grote tent, aansluitend op het Cultureel Centrum tegenover de AMVO.

De Marswedstrijden werden gehouden in een aantal straten in de Meer, waarbij het mooie weer er mede toe bijdroeg, dat het een onvergetelijk muzikaal gebeuren werd. De organisatie was in handen van Kees Muhren en Dick Silven.

Door de promotie in 1967 speelde het korps nu verplicht in de hoogste afdeling, de ‘superieure’ afdeling. Dit bracht met zich mee, dat concoursstukken ook van een hoger gehalte dienden te zijn, hetgeen evenwel voor dirigent Boorsma weinig problemen opleverde. Op meesterlijke wijze wist hij zelfvertrouwen en muzikaal kunnen van zijn korpsleden op het vereiste niveau te brengen, wat wel heel duidelijk tot uitdrukking kwam tijdens de deelname aan het zogenaamde KRO-festival.

2. Het KRO-Festival

Dit Festival kan worden vergeleken met een afvalwedstrijd, een systeem dat ook veel bij voetbaltoernooien wordt gehanteerd. Het geheel bestaat uit een aantal voorronden, een halve en een hele finale. De eerste voorronde uit een totaal van drie werd in alle acht de afdelingen van de Bond gehouden.

Het was in Hoorn dat Wilhelmina met groot overwicht door de voorselectie kwam. Daarna volgde de halve finale in Amersfoort en ten slotte moest ons korps zijn krachten gaan meten met zeven andere korpsen in de Grande Finale in de KRO-studio in Hilversum.

Wilhelmina kwam als derde uit de strijd, slechts de korpsen uit Tegelen en Stipthout moest zij voorrang verlenen op de eerste en tweede plaatsen. Ook bij dit Festival was weer overduidelijk gebleken hoe sterk onze muzikanten zich ook in de superieure afdeling van de Katholieke Bond wisten te handhaven.

3. Aan de bloeiperiode komt een einde

Zoals gezegd, beleefde het korps een periode van grote bloei onder de vakkundige leiding van dirigent Boorsma. Het ene muzikale hoogtepunt volgde na het andere. Wij noemden reeds het WMC in Kerkrade, het succesvolle KRO-Festival en de hoogst mogelijke trap op de muzikale ladder: het Kampioenschap van Nederland.

De eis, dat het gehalte van de te brengen concoursstukken steeds stijgende diende te zijn, legde een steeds zwaardere druk op de schouders van de toch maar amateur korpsleden. Het werd de oorzaak van een meningsverschil tussen enkele jongere leden en de dirigent. Deze jongere leden gaven de voorkeur aan het spelen van een wat lichter genre muziek; de dirigent daarentegen was van oordeel, dat vooral op concours die muziekstukken moesten worden gebracht die bij de status van een ‘superieur’ korps pasten en zo ontstond geleidelijk een sfeer van onvrede, zowel tussen korps en dirigent, als tussen de leden onderling. Dit had weer tot gevolg, dat de repetities steeds slechter werden bezocht, waardoor het instuderen van de toch al niet eenvoudige muziek een onmogelijkheid werd. Een grote ergernis begon zich van dirigent Boorsma meester te maken.

4. Dirigent Boorsma stapt boos op

Toen op een repetitieavond in 1973 slechts zo weinig leden aanwezig waren, dat enkele partijen niet of ternauwernood waren bezet, moest de repetitie noodgedwongen worden afgelast. Kwaad pakte de dirigent zijn zaken bij elkaar en begaf zich naar zijn auto, waarbij hij de aanwezigen verbolgen liet weten niet eerder terug te zullen komen, als wanneer het bestuur hem kon garanderen dat een en ander duidelijk zou verbeteren.

Het bestuur was echter van mening, dat de leden nooit aan de hoog gestelde eisen van de dirigent zouden willen of kunnen voldoen en hoewel zij de gang van zaken zeer betreurden, besloten zij naar een andere dirigent uit te zien. Een succesvolle periode van maar liefst vijftien jaar kwam zo tot een eind. Een groot dirigent, die het korps naar zoveel successen had gebracht, vertrok en dat bleek na korte tijd al een heel groot verlies te zijn.

De navolgende jaren beleefde het korps de slechtste periode in zijn meer dan 50-jarig bestaan. Nieuwe dirigenten kwamen en gingen; het bleek niet mogelijk er 1 voor langere tijd te houden. Tussen 1973 en 1976 zag het korps maar liefst vier dirigenten, te weten de heren Leurink, Valk, De Kat en Van Doornemalen. Geen van hen was in staat het hoge muzikale peil uit het verleden opnieuw te bereiken. Van de eens zo bloeiende fanfare uit de dagen van Lou Buijs en Boorsma bleef maar bitter weinig over.

5. Met nieuwe dirigent Thoom Veerman weer op de goede weg

In 1976 kwamen enkele oud-leden, die het verval van het korps hadden gevolgd, bij elkaar en namen vervolgens contact op met het bestuur. Er werd een ledenvergadering bijeen geroepen, waarop Klaas Veerman ‘Dekker’ de leiding had. Tijdens deze vergadering werd besloten, dat Thoom Veerman ‘Dekker’ als dirigent zou proberen het korps weer te activeren tot een grotere inzet en opnieuw een sfeer van prettige samenwerking te scheppen onder de leden.

Thoom had op muzikaal en bestuurlijk gebied in het verleden zijn sporen reeds verdiend. Hij was een ervaren muzikant en bespeelde zelf diverse instrumenten op vaardige wijze. Van jongs af aan had hij al grote muzikale ervaring opgedaan als lid van de EVO-Band, en ook als leider van de zogenaamde Korpsband, die in het verleden uitvoeringen voor het korps verzorgde. Tevens was hij zeer bekwaam in het verschrijven van de muziek en het aanpassen van de verschillende instrumenten. Daar kwam bij de periode die hij als bestuurslid (secretaris) voor het korps actief was geweest. Doordat hij zijn werk als aannemer in de bouw niet meer volledig uitoefende, kon hij zijn vrije tijd besteden aan zijn grote hobby, de muziek. Hij zetten zich zoals verwacht dan ook met grote inzet in, om van het korps weer een echte actieve vereniging te maken. Zelfs de opleiding van nieuwe leden werd door hem persoonlijk ter hand genomen.

Na enkele maanden was het korps dan ook weer in staat om op te treden. Kort daarop werd reeds deelgenomen aan het Waterland Muziek Festival en daarop werd geconstateerd, dat men weer op de goede was naar een behoorlijk muzikaal peil.

6. Het noodlot slaat andermaal toe

Juist toen een en ander er weer wat rooskleuriger begon uit te zien en er aan de horizon een nieuwe periode van bloei leek te verschijnen, sloeg het noodlot hard en meedogenloos toe. Tijdens een repetitie avond kwam Thoom plotseling te overlijden door een hartstilstand. Bij het grote verlies, dat zijn dood betekende voor vrouw en kinderen, voelde ook het korps zijn overlijden als een groot gemis. Een bijzonder moeilijke situatie was ontstaan, die bepaald niet gemakkelijk kon worden opgelost. Er restte de verslagen leden niet meer, dan hun dirigent Thoom naar zijn laatste rustplaats te begeleiden.

Geruime tijd na de begrafenis probeerden enkelen weer in contact te komen met Boorsma, die het korps eens tot zulke geweldige prestaties had weten te brengen. Misschien zou hij zich weer bereid tonen hen uit de impasse te helpen. Mogelijk zou hij het oude zeer, dat tot zijn overhaaste afscheid had geleid, kunnen vergeten. De stoute schoenen werden aangetrokken en men bracht hem een verzoek.

7. De heer Boorsma opnieuw dirigent

Na enkele verwijten aan het toenmalige bestuur te hebben genoemd en besproken, werd gelukkig het oude zeer begraven. Boorsma verklaarde zich bereid het korps te redden uit de moeilijke situatie, die door de plotselinge dood van Thoom Dekker was ontstaan. Hij nam de uitnodiging voor een hernieuwd dirigentschap aan en beloofde zich van zijn kant tot het uiterste in te zetten tot het opbouwen van een positieve relatie tussen hem en ons fanfarekorps.

In de jaren 1977, 1978 en 1979 speelde het korps weer onder zijn leiding en in deze periode werd ook het 60-jarig bestaan gevierd.

Hoofdstuk 1Hoofdstuk 2Hoofdstuk 3Hoofdstuk 4 – Hoofdstuk 5 – Hoofdstuk 6Hoofdstuk 7