Hoofdstuk 1 – Hoofdstuk 2 – Hoofdstuk 3 – Hoofdstuk 4 – Hoofdstuk 5 – Hoofdstuk 6 – Hoofdstuk 7
“Van crisis tot bevrijding”
1932 – 1945
1. Wedergeboorte
Zo waren de activiteiten van het roemruchte fanfarekorps ‘Wilhelmina’ in de jaren 1932 – 1933 dus geheel stil komen te liggen. Het
korps lag op z’n oor, er werd geen noot getoeterd.
Na enige tijd kwamen enkele leden te weten, dat een kapelaan van de jeugdbeweging van plan was om met de stilliggende toeters vanuit de jeugdbeweging een nieuw korps op te richten. Voor ongebruikte instrumenten was een nieuw doel gevonden. De gealarmeerde korpsleden beseften maar al te goed, dat het hierna onmogelijk zou zijn hun instrumenten weer in handen te krijgen. Het was nu of nooit.
De heren Pauw de Boer, Joep van Jan de Boer en Jan Veerman ‘Poesie’ namen haastig het besluit om het korps weer uit zijn winterslaap te wekken. Alle voormalige leden werden opgezocht met de bedoeling het oude enthousiasme weer aan te wakkeren en.. het lukte.
Op een algemene vergadering werd besloten opnieuw van start te gaan. De repetities werden weer begonnen onder een nieuwe dirigent, namelijk Piet van Jaap Buijs uit de Sijmen Molstraat. Er kwam ook een nieuw bestuur met Jan Buijs als voorzitter, Gerrit van Pooij als secretaris en Jan Veerman ‘Poesie’ als penningmeester. Willem Runderkamp werd adviserend lid van het bestuur, dat direct ook nieuwe reglementen samenstelde, in boekvorm aan de leden uitgereikt op 30 juli 1936. Zo ging het korps voor de derde keer van start, namelijk +/- in 1902, in 1919 en nu weer in 1936.
Maar net toen alles naar wens leek te gaan, moest Piet Buijs bedanken als dirigent. Hij kreeg een betrekking aan de Don Bosco School in Amsterdam en dat viel niet te verenigen met zijn dirigentschap bij het korps in Volendam. Dit keer raakte men niet in paniek. Intern werd een oplossing gezocht en spoedig ook gevonden. Op advies van zijn vader verruilde de jonge talentvolle Lou Buijs zijn instrument voor de dirigeerstok.
2. Lou Buijs, dirigent van 1937 tot 1957
Het aanstellen van Lou Buijs als dirigent bleek voor het korps een gouden greep, want al spoedig kwam men tot de conclusie, dat hij van nature over uitzonderlijke muzikale gaven beschikte. Bovendien wist hij die als geen ander op de leden over te brengen, met als resultaat, dat het korps met hem op zijn eerste concours al direct een 1e prijs behaalde. Dat was in Amersfoort met de muziekstukken ‘Paix et Labeur’ en ‘La Petite Fee’. Door dit snelle succes gesterkt, kwam het vertrouwen in de toekomst bij de leden weer terug. Onder Lou’s bekwame leiding steeg geleidelijk ook het muzikale kunnen van de muzikanten, terwijl tevens het aantal leden op peil bleef.
3. De muzieklessen van vader Jentje Buijs
Dit laatste was vooral te danken aan de inzet van vader Jentje Buijs, die bij zijn jarenlange voorzitterschap ook nog de verplichting op zich nam toekomstige muzikanten in te leiden in de eerste beginselen van de muziek. Hij deed dat met eindeloos geduld en op zijn eigen unieke wijze, want de leerlingen die zich bij hem meldden, wisten echt niets van muziek. Hij moest met hen van onder af beginnen met wat een notenbalk voorstelde.
Daartoe trok hij dan vijf strepen, tekende er wat ronde balletjes in en sprak de gedenkwaardige woorden: ‘Dit is de balk en de balletjes zijn de noten. Dus dit samen is een notenbalk en dat nou.. is de muziek.’
Daarna gaf hij les in het tellen en wij hebben wat bij hem afgeteld: te-te-te-te-tette-tette-tettette, enzovoort. Niet eerder dan als je het boekje uit kon tellen, kreeg je een instrument om te proberen of je er geluid uit kon krijgen en later ook nog de tonen do-re-mi-fa-so-la-ti-do. Maar als je zelf wilde, dan kreeg Jentje Buijs jou in het korps.
In de jaren 1936 tot 1956 was het koppel vader en zoon, Jentje en Lou Buijs, de stevige balk, waarop het korps kon bouwen en mede daardoor kwam het tot een lange reeks van successen bij concoursen en optredens bij welke feestelijke gebeurtenissen men ook maar kan bedenken.
4. Concourswedstrijden
Voor een fanfare zijn de jaarlijkse concourswedstrijden het belangrijkste gebeuren, omdat daar wordt bepaald hoe het met het muzikale niveau van het orkest is gesteld. Op zo’n concours worden dirigent en leden voor een vakkundige jury kritisch beoordeeld en elk gemaakt foutje beïnvloedt het juryrapport. Het aantal punten, dat hierin wordt toegekend, is bepalend voor het behalen van een 1e, 2e of 3e prijs. Bij een gemiddelde van 6 wordt een 3e prijs behaald, bij 7 een 2e, bij 8 een 1e en bij een gemiddelde van 8,5 promoveert het korps bovendien naar een hogere afdeling.
Vanaf 1937 behaalde het korps onder leiding van Lou Buijs op concoursen de volgende prijzen:
- 1937 Amersfoort: 3e Afdeling. 1e Prijs met promotie
- 1938 Beverwijk: 2e Afdeling. 1e Prijs met promotie en lof van de jury. Men speelde toen de “Ouverture Martha” en “Brosseleande”
- 1939 Boskoop: nu 1e Afdeling. 1e Prijs met promotie. Gespeeld werd “Levensstrijd” en “Bleede Blinden”.
- 1940 Haarlem: nu afdeling Uitmuntendheid. 1e Prijs. Men speelde o.a. “Bandietenstreken”.
- 1941 Wormerveer: Weer afdeling Uitmuntendheid. Er werd toen een bijzonder zwaar stuk gespeeld, waar het korps zich aan vertilde, namelijk “Neptuale”. Men bracht slechts een 2e prijs naar huis terug. Hoogstwaarschijnlijk waren de gedachten meer ingesteld op het oorlogsgebeuren.
5. Door Duitsers opgeheven: Kas belegd in.. lucifers!
Eind 1941, begin 1942 werden alle verenigingen door de Duitsers verboden en door deze maatregel werd ook het korps getroffen. De zaak werd ontbonden. Van het aanwezig zijnde kasgeld (fl. 100,-) werden grote pakken lucifers gekocht, omdat men dacht, dat het geld later toch niets meer waard zou zijn. Deze pakken lucifers werden later bij Jan Veerman ‘Poesie’ opgeslagen en tot na de oorlog bewaard. De instrumenten werden weliswaar door de bezetters gevorderd, maar geen enkel lid leverde zijn instrument in en daardoor kon het korps bij de Bevrijdingsfeesten al direct weer optreden.
Hoofdstuk 1 – Hoofdstuk 2 – Hoofdstuk 3 – Hoofdstuk 4 – Hoofdstuk 5 – Hoofdstuk 6 – Hoofdstuk 7