Hoofdstuk 1 – Hoofdstuk 2 – Hoofdstuk 3 – Hoofdstuk 4 – Hoofdstuk 5 – Hoofdstuk 6 – Hoofdstuk 7
“Van bevrijding tot vijftigjarig bestaan”
1945 – 1992
1. Snelle opbloei na de oorlog
Op de dag van de Bevrijding begon het orkest al zijn leden te berichtten dat de activiteiten weer konden worden hervat. Reeds op de tweede dag schalden de feestelijke klanken van o.a. “De Feestmars” en de mars “Holland Jubelt” door het dorp, een muzikale uiting van vreugde over de eindelijk gekomen bevrijding.
In 1944 was het 25-jarig bestaan uitgesteld en daarom werd nu in 1945 dit feest alsnog gevierd, terwijl ook bij de vele buurtfeesten die toen werden georganiseerd, het korps actief haar medewerking verleende.
Naast de feestelijkheden werden ook de repetities weer zo spoedig mogelijk aangevangen om weer snel aan concoursen deel te kunnen nemen. Ook werd een actie op touw gezet voor nieuwe instrumenten en hiertoe werden de in de oorlog bewaarde lucifers ‘per doosje’ te koop aangeboden. Tegelijk werd op verzoek de gemeentesubsidie verhoogd van fl. 100,- naar fl. 150,-.
De nieuwe instrumenten kwamen en na een jaar repeteren ging men in 1946 naar Lisse op concours. Met een 1e prijs kwam men thuis. En zo ging het ook in de volgende jaren. Steeds behaalde men onder de bekwame leiding van dirigent Lou Buijs het hoogste aantal punten, o.a. in 1948 te Loosdrecht, waar men het moeilijke muziekstuk “Een Morgen, een Middag en een Avond in Wenen” een hoge 1e prijs verdiende.
2. Het vaandel kwijt
Door een felle brand in de bakkerij en woning van Japie van Pooij raakte het korps zijn vaandel kwijt. Jaap was toen namelijk vaandeldrager en dat vaandel bewaarde hij thuis. Adalbert Kohlstaat verklaarde zich bereidt een nieuw vaandel te ontwerpen en dat is tot op heden bij het korps in gebruik. Het wordt gebruikt bij processies.
3. Fancy Fair voor oprichting Tamboerkorps
In 1949 werd Lou Buijs ziek en daardoor was het onmogelijk dat jaar op concours te gaan. De tijd die daardoor overbleef, werd benut voor het voorbereiden van een grote Fancy Fair in de Jozef. Uit de opgebrachte gelden hoopte men een start te kunnen financieren van een echt Tamboerkorps, waarvoor zo’n twintigtal trommels van diverse afmeting en prijs met bijbehoren moesten worden aangeschaft.
In 1950 werd deze Fancy Fair inderdaad in de Jozef gehouden. Het was een groot succes en het bracht ook een aardig bedrag aan geld op, maar toch niet toereikend voor al die trommels en toebehoren. Wel konden de eerste repetities vast worden aangevangen onder leiding van de heer Chr. (Chris) de Joode, die tamboer was bij de Amsterdamse Politiekapel.
Subsidie werd aangevraagd om de rest van het benodigde te kunnen betalen, waarop de gemeente haar bijdrage verhoogde van f. 150,- naar f. 450,- per jaar.
4. Het Wereld Muziek Concours in Kerkrade
In 1951 durfde men de grote stap te wagen om deel te gaan nemen aan het Wereld Muziek Concours in Kerkrade, waar de beste korpsen uit de gehele wereld strijden om de prijzen die door een internationale jury worden gegeven. Onze fanfare besloot in te schrijven voor de ‘mars’ EN ‘de concertwedstrijd’. Ondanks het hoge wereldniveau behaalden ze een dikke 2e prijs in de concertwedstrijd en een 1e prijs in de mars wedstrijd. En dat zonder tamboerkorps met alleen Japie Veerman ‘Kok’ en Hein Schilder ‘Madoet’ op de kleine trom en Gerrit en Kees van Pooij op de grote trom en het koperen bekken. Een prestatie van wereldformaat, waar iedereen met recht trots op was. Omdat de korpsleden bij particulieren en bij leden van de Kerkraadse korpsen voor overnachting werden ondergebracht, zijn er tot in lengte van jaren diverse vriendschapsbanden blijven bestaan tussen de Limburgers en de Volendammers.
5. Concours te Lisse: Instrumenten vergeten
In 1952 werd te Lisse deelgenomen aan een concours en gezien de wil om zo hoog mogelijk te scoren, werd zelfs op de betreffende dag, ’s morgens voor het vertrek, in de Jozef nog een repetitie ingelast. De bus stond al klaar met draaiende motor, toen de laatste noten nog werden gespeeld. Snel werden alle instrumenten en verdere benodigdheden onder in de bagageruimte geladen en werd de reis naar Lisse aangevangen. Maar dit keer ging het toch te gehaast. Bij aankomst wilde ieder zijn instrument en de benodigde muziek in ontvangst nemen en pas toen werd ontdekt, dat twee instrument in de Jozef waren achtergebleven.
De consternatie was groot, het hele korps in paniek. Een oplossing moest natuurlijk worden gevonden. Dus belde men Japie Buijs, toen nog voorzitter van de Jozef, om hulp en die zorgde ervoor, dat de instrumenten per snelle taxi naar Lisse werden gebracht. Inmiddels was bij de concoursleiding een verzoek ingediend om een uur uitstel en dat werd gelukkig ingewilligd.
Begrijpelijk waren de zenuwen door dit alles tot het uiterste gespannen en toen tot overmaat van ramp, net voordat het korps moest aantreden, ook nog het bericht doorkwam dat Volendam in de kampioenswedstrijd tegen Stormvogels in IJmuiden met 3-0 had verloren, bereikte de spanning het kookpunt.
Maar juist nu bleek ook de wil om de naam van het dorp hoog te houden duidelijker dan ooit. “Jongens”, sprak Lou, “vandaag spelen we alle andere korpsen van de kaart”. En dat gebeurde. Onze muzikanten werden de kampioenen van het hele concours en trokken met de hoogste onderscheiding op huis aan.
6. Voor het eerst samen met de Tamboers
In 1953 werd deelgenomen aan een showmarswedstrijd in Tilburg met deelnemers uit de hele wereld. Ons korps “Wilhelmina” trad voor het eerst aan met het pas opgerichte tamboerkorps erbij. Het werd een overweldigend succes, want men kwam thuis met een 1e prijs en… de wimpel. Hier schiet ons nog de volgende gebeurtenis binnen.
Elk korps moest drie marsen ‘lopend’ spelen met om de beurt ook de tamboers. Lou Buijs liep zelf naast het korps en gaf het sein wanneer de tamboers of het korps moesten beginnen. Maar toen alle marsen waren gespeeld, was men nog niet aan het einde van de route en dus gaf Lou het sein, om weer van voor af aan te beginnen. Het voorste deel van de fanfare zette vol overgave de ‘eerste’ mars weer in, maar het achterste gedeelte had de opdracht van Lou heel anders begrepen. Luid begonnen zij aan de ‘derde’ mars. Mooi klonk anders.
Het was een geluk dat de jury net was weggelopen om de prestaties van een volgend korps te beoordelen, anders hadden we de prijs wel kunnen vergeten.
Om het grote succes te vieren, werd bij terugkeer op Volendam een rondgang over de dijk en door het gehele dorp gemaakt. Na dit resultaat werd weer naarstig gerepeteerd voor de komende concoursen en ook daar behaalde men weer grote successen. In 1954 in Edam, in 1955 in IJmuiden en in 1956 in Purmerend werd door Lou met zijn korps het hoogst mogelijk aantal punten in de wacht gesleept. Geen zee scheen te hoog. En toen sloeg het noodlot toe.
7. Verlies dirigent door noodlottig ongeval
Tijdens het werk in zijn smederij raakte Lou betrokken bij een ongeluk, waarbij hij ernstig aan zijn oog werd verwond en dat betekende het einde van Lou’s loopbaan als dirigent.
Alvorens wij de roemrijke periode 1937 – 1957 afsluiten, willen wij bij de aaneenschakeling van muzikale successen op de circa twintig concoursen ook nog een aantal andere activiteiten vermelden, die het korps zijn naam bracht.
Daar waren onder meer de twee optredens in het Olympisch Stadion te Amsterdam tijdens de wedstrijd Volendam – Blauw Wit en bij de aanvang van de Tour de France, een defilé op Paleis Soestdijk en vooral niet te vergeten de meer dan jaarlijks terugkerende priesterfeesten, waarbij de intochten en ook de recepties door het korps werden opgeluisterd met prachtige muziek uit bekende opera’s en met schitterende ouvertures. En dit alles met een amateur als dirigent.
Met Lou aan het roer voer het korps een ononderbroken periode van maar liefst twintig jaar mee in de muzikale Eredivisie van de Katholieke Bond en ontving het ZES keer de ‘Lof van de jury’.
Wij sluiten deze periode dan ook af met de alles zeggende uitspraak:
LOU BUIJS WAS ECHT EEN HELE GOEIE!!!!
8. De periode Boorsma… 1957 – 1973
Toen in 1957 Lou Buijs door het eerder genoemde noodlottig ongeval werd uitgeschakeld en noodgedwongen zijn loopbaan als dirigent moest beëindigen, stond het bestuur voor de opgave voor hem een vervanger te vinden. En deze zou wel over heel bijzondere capaciteiten moeten beschikken, omdat het korps onder Lou’s leiding was doorgedrongen in de zogenaamde muzikale Eredivisie, de afdeling Superieur van de Katholieke Muziekbond.
Deze begaafde opvolger werd gevonden in de persoon van beroepsmusicus Dhr. A. Boorsma, die tijdens een proefrepetitie door Lou werd beoordeeld en goed bevonden om zijn dirigeerstok aan over te dragen. Dhr. Boorsma had reeds een superieure staat van dienst in de muzikale wereld opgebouwd, die wij hier in het kort zullen trachten weer te geven.
Hij begon zijn muzikale loopbaan als achtjarige in een fanfarekorps en speelde daar op saxofoon en schuiftrombone. Later stapte hij zelfs over op tuba en contrabas. Op achttienjarige leeftijd meldde hij zich aan bij het conservatorium, waar hij na enige jaren slaagde ‘met lof’. In 1945 werd hij benoemd bij het Concertgebouw Orkest. In 1954 tevens tot hoofdleraar aan het Amsterdams Conservatorium, waarbij nog volgde een aanstelling als Rijksgecommiteerde bij het Muziekonderwijs. Ondertussen gaf hij ook nog lessen aan leerlingen uit Texas, Miami, New York en natuurlijk uit Nederland.
Na 17 jaar Concertgebouw Orkest werd hij musicus bij radio en televisie en dat gaf hem de gelegenheid tijd te vinden voor zijn grote hobby, namelijk het opleiden van amateurs en het bevorderen van de muziek in de harmonie en fanfarekorpsen. Hij was dus de juiste man voor ons korps.
Al direct in 1957 ging ons korps met Boorsma op concours in Rijswijk, waar het hoogst aantal punten werd behaald. Hetzelfde gebeurde in 1958 te Zuilen, in 1959 te Velzen en in 1960 in Uitgeest. Steeds kwam men thuis met een hoge 1e prijs. In 1961 werd begonnen met de voorbereidingen in verband met de geplande deelname aan het Wereld Muziek Concours 1962 in Kerkrade. Natuurlijk nu ook met het nieuwe tamboerkorps erbij, zodat er wel dubbel moest worden geoefend.
9. Prachtig resultaat op Wereld Muziek Concours te Kerkrade
Onder leiding van instructeur Den Doelder werd met tamboers en fanfare nauwgezet geoefend om perfect te leren marsen. Het blazend gedeelte moest de te spelen mars geheel uit het hoofd leren spelen en daarbij moesten ook nog drie zware concertnummers worden ingestudeerd. Na een gedegen voorbereiding vertrok het korps vol goede moed naar Heerlen, waar de leden bij particulieren zouden worden ondergebracht tijdens het verblijf van zaterdag en zondag.
Om de reiskosten te dekken had het bestuur ’tegen de uitdrukkelijke wens van de dirigent’ het geven van een groot concert op zaterdagavond aangenomen, zodat het alles tezamen wel een heel zwaar programma werd om in één weekend uit te voeren. Op zaterdagavond een groot concert, op zondagmorgen de mars wedstrijd en vervolgens op zondagmiddag weer deelname aan de concertwedstrijd. Het leek ook echt niet op te brengen.
Alle andere korpsen gebruikten de zaterdagavond om zich in alle rust voor te bereiden op enkel en alleen de concertwedstrijd. De deelname aan de mars wedstrijd op dezelfde dag, dat haalde niemand zich in het hoofd. De lippen van de blazers zouden tijdens de mars wedstrijd zo zwaar worden belast, dat er minstens één dag moest worden gerust om weer zuiver te kunnen blazen bij de concertwedstrijd.
De zaken verliepen, zoals dirigent Boorsma had voorspeld. Het korps kreeg bij het concert van de jury voor alle onderdelen van de muziek ‘achten en negens’, alleen voor de zuiverheid slechts ‘zessen en zevens’. Dat bleek te kort en het werd dus maar een tweede prijs. Wel ontvingen onze muzikanten tijdens de mars wedstrijd in het Rhoda stadion van het publiek een staande ovatie en van de jury een hoge waardering en een 1e prijs.
Gezien de hoge eisen die op het WMC worden gesteld, was dit toch een geweldig resultaat, maar… het had meer kunnen zijn.
10. Grootst succes: Nederlands Kampioen
Het jaar daarna werd het korps Kampioen van Noord- en Zuid-Holland en daardoor kreeg het voor het eerst in haar geschiedenis een uitnodiging om deel te nemen aan de Landelijke Kampioenswedstrijd in Valkenburg.
Tot ieders grote vreugde behaalde men het Nederlands Kampioenschap in de Afdeling Fanfare. Het was nog nooit eerder vertoont, dat een korps van boven de rivieren met deze eer ging strijken. Altijd was het een strijd geweest, die tussen de Brabantse en Limburgse korpsen werd uitgevochten en nu viel ons die eer te beurt. Dit was en is nog steeds, hét grootste succes in de geschiedenis van de fanfare.
In het volgende jaar werd de kampioenswimpel tijdens een feestelijk concert in de AMVO bovenzaal officieel aan het korps over gedragen door de burgemeester van Helmond, die op dat ogenblik voorzitter was van de Katholieke Muziekbond.
11. Droevige gebeurtenissen, zware verliezen
Net zoals in het gewone dagelijkse leven, bleek ook het korpsleven af en toe niet vrijgesteld van minder prettige, ja soms zelfs heel droevige gebeurtenissen. In 1965 kwam onze secretaris Kees Kwakman op 34-jarige leeftijd te overlijden en dat was voor het korps een zware slag. Hij was in het dagelijks bestuur een stuwende kracht en regelde als secretaris het wel en wee van de vereniging. Bovendien was hij ook nog één van de beste muzikanten.
De laatste repetitie, kort voordat hij voor een zogenaamd algemeen onderzoek naar het ziekenhuis ging, had hij nog volop mee geblazen op zijn grote bas. Het was voor de dirigent en alle leden dan ook onbegrijpelijk toen bij dat onderzoek werd geconstateerd, dat hij in te erge mate door kanker was aangetast. Kees heeft het ziekenhuis dan ook niet meer levend kunnen verlaten en het korps wachtte nog slechts de droeve verplichting hem met omfloerste trom naar zijn laatste rustplaats te brengen.
Ook een tweede bestuurslid moest het korps verlaten, namelijk Jan Koning ‘Van Ab’, die als zuinige penningmeester jarenlang de immer schrale kas beheerde. Op doktersadvies werd hem het bespelen van een blaasinstrument verder verboden, dit in verband met moeilijkheden met het hart. Ook in hem verloor het korps een bekwaam bestuurder en een goed muzikant.
12. De successen blijven groot
Ondanks bovengenoemde verliezen ging het korpsleven toch weer verder en werden de repetities voor de komende concoursen met enthousiasme ontvangen. Door enkele omzettingen bereikte men, dat alle instrumenten toch weer voldoende waren bezet. Er werd in de volgende jaren met succes deel genomen aan concoursen in Rijswijk, Poeldijk en Nibbixwoud, waarbij steeds weer het hoge aantal punten bevestigde, dat ons korps ook in de hoogste regionen tot de beste korpsen kon worden gerekend.
Hoofdstuk 1 – Hoofdstuk 2 – Hoofdstuk 3 – Hoofdstuk 4 – Hoofdstuk 5 – Hoofdstuk 6 – Hoofdstuk 7